Naamwoordelijk Gezegde

Voorbeeld:

De jongen is koning

Het proefwerk is moeilijk.

dat meisje wordt later tandarts.

In de bovenstaande zinnen doet het onderwerp niets, maar het is iets.

Voorbeeld:

De jongen = koning

Het moeilijke proefwerk

Dat meisje = tandarts

Ook al zet je meer werkwoorden in de zin, dan heb je nog steeds te maken met een naamwoordelijk gezegde.

Voorbeeld:

De jongen wil later koning worden.

Naamwoordelijk gezegde: wil koning worden

 

Het proefwerk zal moeilijk worden.

Naamwoordelijk gezegde: zal moeilijk worden

 

Het meisje had tandarts willen worden.

Naamwoordelijk gezegde: had tandarts willen worden

 

  1. Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?

Bij het naamwoordelijk gezegde moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan.

 

  • Eén van de werkwoorden is een koppelwerkwoord: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
  • In de zin staat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat iets zegt over (het uiterlijk of gedrag) van het onderwerp.

Stap 1. Zoek de persoonsvorm.

Stap 2. Zoek het onderwerp.

Stap 3. Kijk of er meer werkwoorden in de zin staan.

Stap 4. Kijk of één van de werkwoorden een koppelwerkwoord is.

Stap 5. Kijk of dat werkwoord een naamwoord aan het onderwerp koppelt.

 

 

  1. Voorbeelden

Kijk of er in de volgende zinnen sprake is van een naamwoordelijk gezegde:

Mijn zusje | wil | schrijfster | worden.

  1. persoonsvorm: wil
  2. onderwerp: mijn zusje
  3. alle werkwoorden: wil worden
  4. Is één van de werkwoorden misschien een koppelwerkwoord? Ja, worden
  5. Staat in de zin een zinsdeel met een naamwoord dat iets zegt over het onderwerp? Ja, schrijfster  mijn zusje=schrijfster

Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde: wil schrijfster worden

Die nieuwe dokter | lijkt | me | een enge man.

  1. persoonsvorm: lijkt
  2. onderwerp: die nieuwe dokter
  3. alle werkwoorden: lijkt
  4. Is één van de werkwoorden misschien een koppelwerkwoord? ja, lijkt
  5. staat in de zin een zinsdeel met een naamwoord dat iets zegt over het onderwerp? ja, een enge man. die nieuwe dokter = een enge man

Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde: is een enge man.

Patrick blijft deze week in Amsterdam

  1. persoonsvorm: blijft
  2. onderwerp: Patrick
  3. alle werkwoorden: blijft
  4. is één van de werkwoorden misschien koppelwerkwoord? Ja, blijft
  5. staat in de zin een zinsdeel met een naamwoord dat iets zegt over het onderwerp? Nee

er is sprake van een werkwoordelijk gezegde: blijft

 

  1. Valkuilen

als zijn betekent zich bevinden, dan is het géén koppelwerkwoord.

Als schijnen betekent licht uitstralen, dan is het géén koppelwerkwoord.

Als blijven betekend verblijven, dan is het géén koppelwerkwoord.

Als lijken betekent gelijkenis vertonen, dan is het géén koppelwerkwoord.

 

Andere werkwoorden kunnen soms de plaats van een koppelwerkwoord innemen. In dat geval is er duidelijk sprake van een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat iets zegt over het onderwerp.

 

Hij raakt geïrriteerd.

 

Heel soms bestaat het naamwoordelijk deel uit een ander woord dan een naamwoord. In dat geval is wel duidelijk sprake van een koppeling met het onderwerp.

 

De open haard is uit.

 

De opdrachten van Pierre zijn af.

 

 

Oefenen

Ga naar deze websites om te oefenen:

http://ikschrijfbeter.nl/wp-content/uploads/2012/10/nwg1.htm

http://ikschrijfbeter.nl/wp-content/uploads/2012/10/nwg3.htm

Advertenties